The Apocalypse - Les Demoiselles d’Avignon
Met de zesdelige reeks sculpturen ‘Les Demoiselles d’Avignon. (The Apocalypse).
After Picasso’ (2012) verhoudt Idriz Jossa zich zeer bewust tot de kunstgeschiedenis.
Daarbij interpreteert hij haar als een dynamische ruimte waarin de actuele creatie steeds in nauwe
relatie staat tot dat wat al gemaakt is, gemaakt wordt en nog gemaakt kan worden.
Hij reserveert een bijzondere aandacht voor de manier hoe artistieke manifestaties in latere
fases ‘achterblijven’ en resoneren in de (kunst)geschiedenis en onze visuele cultuur.
Het is dan ook een logische keuze voor Idriz Jossa om zich met dit werk tegelijk te richten tot
het verleden en de toekomst. Zijn beelden zijn zowel een dialoog met een leermeester als
een doorgedreven onderzoek naar wat diens nalatenschap vandaag en morgen kan betekenen.
De hedendaagse veelheid en diversiteit aan bestaande beelden en kunstwerken die ons
omringen ziet Idriz Jossa als een waardevolle en betekenisvolle databank aan informatie. Hij
kiest ervoor om ze als een bron aan te wenden waaruit hij zorgvuldig en doordacht
aanleidingen selecteert. Daarbij gaat hij op zoek naar een nieuwe verhouding tussen hun
oorspronkelijke context en de huidige condities - zowel maatschappelijk als artistiek.
Volgens Idriz Jossa is die veelheid aan beelden tegelijk een interessant onderzoeksveld
op zich. Vooral in de digitale ruimte treedt er een nivellerend effect op tussen beelden
die in hun oorspronkelijke vorm een andere kwaliteit nastreefden: meesterwerken worden soms
prenten.
Deze - op een manier verontrustende - discrepantie opent tegelijk een uniek speelveld,
zeker wat de omgang met media aangaat. Idriz Jossa betast en verlegt de grenzen tussen print,
prent, schilderij, sculptuur en tekening. De verschijningsvormen van zijn beelden navigeren
vaak tussen digitaal en - af en toe bijna maniëristisch - ambachtelijk.
Deze reeks sculpturen is een reactie op het meesterwerk ‘Les Demoiselles d’Avignon’
of ‘Le Bordel’ (1907) van Pablo Picasso, zowel op het oorspronkelijke schilderij als op
haar vele en verscheidene reproducties. Het is voor Idriz Jossa een streven om wat in de
aanleiding wordt aangetroffen, eigen te maken en verder te zetten en om het te transformeren en
te verbinden met de wereld waarin we vandaag leven, kijken en creëren.
Picasso’s schilderij was een provocatie aan de artistieke goegemeente en een ontwrichting
van de gangbare waarden. De manier waarop Picasso de mens representeerde werd als
verontrustend ervaren, zijn omgang met de heersende principes van de esthetiek als
aanstootgevend. De figuren waren, met hun zichtbare primitieve invloeden en
verwrongen vormen, een ongekende aanslag op het verbeelden van schoonheid en naturalisme zoals
deze toen werden begrepen. De personages zijn op een doorgedreven manier ontleed en
verhakkeld en stellen het kijken en representeren op een radicale manier in vraag. Idriz Jossa zet
dit zoeken naar een nieuwe representatie verder en gaat daarbij bewust voorbij aan wat
je kan verwachten. Dit doet hij in de veronderstelling dat het onverwachte - zelfs
ongewenste - tot een nieuw soort schoonheid kan leiden. Hij verwerkt en verwerpt onze opvattingen
over de (traditionele) verbeelding van de werkelijkheid en biedt een eigenzinnig
alternatief. De figuren die we in dit werk aantreffen lijken soms monsterlijk en vreemd. Toch zijn
ze niet onherkenbaar. Ze maken een ongepolijste, eerlijke esthetiek zichtbaar die het ongewenste
niet mijdt.
De idee van de eindigheid - het einde van een traditionele (schilder)kunst - die
onlosmakelijk met het werk van Picasso is verbonden, wordt door Idriz Jossa in relatie
gebracht met een ander soort eindigheid. Toen hij deze reeks in 2012 opstartte werd het
denken beheerst door een apocalyptische voorspelling: volgens een lezing van een kalender
uit de Mayacultuur zou de wereld op 21 december van dat jaar ophouden te bestaan.
Wat ook hier opvalt is een bijzondere samenkomst tussen het verre verleden en een zorgelijk
heden. Zoals in 2012 een prehistorisch gegeven de toekomst leek te ontkennen waren het ook
bij Picasso de prehistorische en primitieve verwijzingen die de schilderkunst en haar
toekomst ondermijnden en ontwrichtten. Het leek onmogelijk dat het na deze provocatie nog
verder kon gaan.
Dit soort keerpunten vallen samen met een onzekerheid en kwetsbaarheid en de daaraan
verbonden twijfel en angst. Emoties die in het werk van Idriz Jossa vervat zitten,
zonder er het thema van te zijn. De verwrongen gezichten zijn haast animaal en verwilderd. Ze
tonen de mens in zijn rauwe, ongepolijste toestand. De grilligheid van het bestaan valt samen
met de grilligheid van de lijnvoering.
De beelden zetten de mens in zijn hemd en tonen hem zoals hij zichzelf niet (persé) wil
zien. Net als bij Picasso komen de mens en het dier weer dichter bij elkaar, zoeken ze
elkaar op in hun gelijkenissen maar onderstrepen ze tegelijk de verschillen. Het procédé
dat voorafgaat aan deze werken houdt een zelfde dualiteit in. Enerzijds is het een
hoogtechnologisch en cerebraal proces, anderzijds wordt het gestuurd door een intuïtief,
haast primitief zoeken en aftasten.
In een eerste beweging wordt het oorspronkelijke beeld ingescand. Details worden doelgericht
opgezocht en uitvergroot, waarbij bewust wordt gezocht naar elementen die het beeld van en
onze omgang met onszelf radicaal lijken te bevragen. Tijdens deze transformatie worden de
beelden van hun oorspronkelijke kleuren ontdaan, tot enkel onzuivere contouren overblijven.
Het beeld wordt gestript, tot het opnieuw en verder kan worden.
In een tweede beweging worden de scans opnieuw omgezet naar een schilderwerk, waarbij ze ten
prooi vallen aan de grilligheid en de eigenzinnigheid van het medium. De lijnen worden weer
opgevuld met kleurvlakken, ze slibben dicht - een contemplatief en bijzonder manueel proces
dat de digitale reproductie waaruit het voortvloeit lijkt te verifiëren. Idriz Jossa kiest
bewust voor een diffuus en donker pallet en zet zo het oorspronkelijke beeld naar zijn hand,
maakt het eigen en actueel.
Het her-schilderen van het oorspronkelijk werk is een spel van verschijnen en verdwijnen,
van herkenning en ontkenning. Het oorspronkelijke beeld en het nieuwe gevolg reizen zowel
naar elkaar toe als van elkaar weg, ze zoeken elkanders limieten op.
In een laatste fase worden de schilderijen omgekneed tot sculpturen. Het geschilderde doek
wordt van het spieraam gehaald en verzelfstandigd in de ruimte. Het worden nieuwe
mens-beelden, ruimtelijke grimassen en wankele wezens. Ze bevolken de ruimte en ontvangen de
toeschouwer in een verstild gebeuren waar alles op het punt staat om (opnieuw) in beweging
te komen. Idriz Jossa ziet dit als een moment waarop hij verdergaat waar Picasso is
opgehouden en waar het nalatenschap van een leermeester evengoed leidt tot nieuwe wegen en
mogelijkheden.
‘Les Demoiselles d’Avignon. (The Apocalypse). After Picasso’ is dan ook evenzeer een vervolg
op een ander principe die met het werk van Pablo Picasso is verbonden: de zoektocht hoe de
bewondering voor wat voorafging kan leiden tot een nieuw en authentiek beeld. Net zoals
Picasso met ‘Les Demoiselles d’Avignon’ zijn bewondering en waardering toonde voor onder
meer het werk van Ingres, Gaugin en El Grecco en hen vierde met een tegendraads en radicaal
nieuw werk, wil Idriz Jossa de beweging van Picasso verderzetten, revitaliseren en
actualiseren. Het is geen strijd of vadermoord maar een groet en een ode aan een meesterwerk
dat zijn plaats zoekt in een nieuwe tijd.
Jonas Lescrauwaet